Het persoonlijk voornaamwoordelijk bijwoord 3
Gatenvuloefening
Vul de gaten in met de presens van het werkwoord en met het persoonlijk voornaamwoordelijk bijwoord of met het voorzetsel + persoonlijk voornaamwoord
1 (spelen met) Sjoerd vindt zijn nichtje niet aardig. Daarom
hij nooit
.
2 (koken met) Mijn zus is allergisch voor aardnootolie. Ze
nooit
.
3 (lijden onder ) Zijn vriendin heeft hem verlaten. Hij
erg
.
4 (fietsen naar) In het bos ligt een pannenkoekenhuis. We
.
5 (vragen om) Margriet wil extra les. Ze
haar docent
.
6 (buigen voor) De minister wordt ontvangen door de koningin; hij
.
7 (treuren om) Hun kinderen zijn omgekomen bij een ongeluk. De ouders
.
8 (scheiden van) Ze heeft altijd ruzie met haar man; daarom
ze nu
.
9 (rennen om) Sam achtervolgt me. Gelukkig staat daar een auto; ik
.
10 (wassen met) Ik heb een nieuw wasmiddel gekocht. Morgen
ik
mijn kleren
.
Antwoord controleren
OK