Het persoonlijk voornaamwoordelijk bijwoord 2
Kort antwoord-oefening
Vervang het complement door een voornaamwoordelijk bijwoord of door een voorzetsel + persoonlijk voornaamwoord. Gebruik soms ook de gescheiden vorm.
Mijn broer gaat altijd naar het stadion.
Je moet het touw om de paal binden.
De keeper speelt met de jongens.
Kan je deze woordenboeken op mijn tafel leggen, alsjeblieft?
Sinds de operatie loopt hij met een stok.
Zij geeft koekjes bij de thee.
Een giftige wolk hangt boven de stad.
Ik discussieer met mijn mentor.