Persoonlijk voornaamwoordelijk bijwoord 1
Gatenvuloefening
Vul de gaten in met het persoonlijk voornaamwoordelijk bijwoord of met het voorzetsel + persoonlijk voornaamwoord.
1 (met) Mijn buurman heeft een nieuwe maaimachine gekocht. Nu maait hij
het gras in zijn tuin
.
2 (van) Mijn ouders zijn naar een concert geweest. Ze komen
net
.
3 (voor) Annabel heeft haar rijbewijs gehaald. Ik koop een bos bloemen
.
4 (bij) Mijn nichtje woont aan zee. In de vakanties logeer ik vaak
.
5 (uit) De buis lekt:
komt water
.
6 (met) Mijn vriendin is gevallen. Ik ga
naar het ziekenhuis.
7 (aan) Je vergunning vervalt aan het eind van de maand; denk je
?
8 (met) Twee van mijn studiegenoten hebben een klein softwarebedrijfje. Ze verdienen
veel
.
9 (voor) Mooi die tas! Wat betaalde je
?
10 (naast) De doos is vol. Leg die andere boeken
maar
.
11 (naar) Er is feest op de Dam. We gaan
met z’n allen
.
12 (tegen) De gemeente wil een parkeerverbod in de straat. De inwoners protesteren
.
13 (over) De discobus rijdt niet meer. De jongeren klagen
.
14 (naar) Ik ben mijn autosleuteltje kwijt. Ik loop
al een uur
te zoeken.
Antwoord controleren
OK