Voorzetsel 1

Gatenoefening

Vul de gaten in met een van de voorzetsels uit de lijst.
   aan      door      in      met      naar      naast      op      uit      van      voor   
1. De vrouw heeft een baby haar armen.
2. In deze stad staan veel antennes de daken.
3. De panda in onze dierentuin komt China.
4. We gaan vanavond een interessante lezing in de bibliotheek.
5. Ik moet de kleren mijn oudere zus dragen.
6. Alleen trams en fietsen mogen de Leidsestraat rijden.
7. De medewerkers hebben een vergadering het hoofd personeelszaken.
8. Deze papieren zijn u.
9. Daan gaat zijn vader op de eerste rij zitten.
10. Jullie moeten een protestbrief de burgemeester schrijven.