Het persoonlijk voornaamwoord subject

Gatenvuloefening

Vul de gaten in. Druk dan op "Antwoord controleren" om de antwoorden te controleren.
1. Giovanna e Pietro komen uit Rome. spreken Italiaans.
2. Het huis staat scheef. is oud.
3. De kinderen rennen naar school. zijn laat.
4. Stefan gaat naar de boekhandel. koopt een woordenboek.
5. Katia studeert hard. is intelligent.
6. Mijn ouders gaan naar de opera. houden van muziek.
7. Het hondje speelt met de bal. is nog jong.
8. Het meisje huilt. is verdrietig.
9. De dokter heet Tim. woont in Rotterdam.
10. De studenten geven een feest. maken spaghetti.