De vraagzin
Kort antwoord
Maak van de bevestigende zin een vraagzin.
De bus rijdt naar het station.
Jij praat met je moeder.
Sophie maakt huiswerk.
Jullie doen boodschappen.
Jij leest een roman.
De ministers vergaderen.
De baby slaapt.
De gasten vertrekken morgen.
U glimlacht.
Sanne speelt piano.