De bijzin van toegeving 1
Kort antwoord -oefening
Verbind de twee zinnen door middel van het gegeven voegwoord.
(hoewel) Mijn neefje is al drie. Hij plast nog in zijn broek.
Ik ga die paar mails schrijven. (ofschoon) Ik heb er eigenlijk geen zin in.
(alhoewel) Hij was roomskatholiek gedoopt. Hij ging nooit naar de kerk.
Hij werkte als tandarts. (ondanks dat) Hij had geen titel.
(ook al) Je doet nog zo lief. Ik leen je mijn fiets niet.
(al) Zijn stem is niet meer zoals vroeger. Hij zingt toch nog mooi.
(ofschoon) Hij had drie jaar Duits gestudeerd. Hij begreep weinig van het artikel.
(ook al) Je probeert me te overtuigen. Ik ga niet met hem mee.