De bijzin van causaliteit
Kort antwoord-oefening
Verbind de twee zinnen door middel van het gegeven voegwoord
Ze at alleen maar fruit. (omdat) Ze wilde minstens drie kilo afvallen.
(omdat) De kinderen zijn zoet geweest. Ze krijgen een snoepje.
(doordat) Het regende al een paar maanden niet. De grond was kurkdroog.
(doordat) De brug was afgesloten. We moesten een heel stuk omrijden.
(aangezien) Het was een koude avond. Er kwamen weinig mensen naar de bijeenkomst.
(daar) Er dreigen rellen. Er is een uitgaansverbod geldig.
U moet vroeg bestellen. (aangezien) De voorraad is beperkt.
De student moet opnieuw een aanvraag indienen. (daar) Ze hebben zijn papieren verloren.