De bijzin van tijd 3
Kort antwoord -oefening
Verbind de twee zinnen door middel van het gegeven voegwoord. De eerste zin is de bijzin.
(zolang) Je blijft liegen. Ik kan geen vertrouwen in je hebben.
(zodra) Hij kwam de hoek om. De bendeleden vielen hem aan.
(toen) De gasten waren vertrokken. Ze viel uitgeput op de bank.
(nu) We zijn volwassen. We begrijpen de zorgen van onze ouders.
(voordat) U gaat op reis. U moet zich inenten tegen malaria.
(als) De klok van de kerktoren slaat. Onze hond blaft.
(voordat) U komt binnen. U moet kloppen.
(sedert) Mijn vader is overleden. De zaak loopt niet meer zo goed.