De nevenschikkende zin

Gatenvuloefening

Vul het gat in met een van de gegeven voegwoorden
   en      maar      of      want   
1. Ik rende de deur uit vergat mijn portemonnee.
2. We hadden ons zo op onze vakantie verheugd, we kregen allemaal diarree.
3. Ga je mee naar het strand blijf je liever thuis?
4. De dieren zijn onrustig, er dreigt onweer.
5. De man startte de auto reed weg.
6. Ik heb de technische dienst opgebeld, ze kunnen me niet helpen.
7. Wilt u deze bruine schoenen eerst passen liever die zwarte?
8. De chirurg was tevreden, de operatie was gelukt.