Het betrekkelijk voornaamwoordelijk bijwoord 2

Gatenvuloefening

Vul de gaten in met een voorzetsel + betrekkelijk voornaamwoord of met een voornaamwoordelijk bijwoord
1(boven) De winkel zij wonen, verkoopt allerlei soorten specerijen en kruiden; het ruikt er altijd zo lekker.
2 (naast) De dame ik in de schouwburg zit, kucht de hele tijd.
3 (in) Het zwembad Guus elke donderdagavond zwemt, is 25 m lang.
4 (naar) De man wist niet zijn buren verhuisd waren.
5 (bij) Ik hou niet van oefeningen je veel woordenboeken moet gebruiken.
6 (aan) De belangrijkste dingen je moet denken bij het maken van je bijdrage, staan in het eerste hoofdstuk.
7 (over) Het landschap ik uitkijk vanuit mijn kamer, bestaat uit kleine huisjes en moestuinen.
8 (op) De man je verliefd bent, is al twee keer getrouwd geweest.
9 (over) Het viaduct de trein rijdt, is 8 meter hoog.
10 (tegen) De boom mijn fiets staat, is heel oud.