Het betrekkelijke voornaamwoordelijke bijwoord 1

Gatenvuloefening

Vul de gaten in met de betrekkelijke voornaamwoorden of de voornaamwoordelijke bijwoorden uit de lijst.
   dat      die      met wie      op wie      waaraan      waarnaar      waaronder      waarvoor      wat   
1. Werkeloosheid: een drama veel mensen lijden.
2. Het stadion is met het centrum verbonden door een bus elke tien minuten gaat.
3. Het schip in de haven ligt, vaart onder Griekse vlag.
4. De ontmoeting tussen het kind en haar ouders is mislukt, de sociale werkster jammer vindt.
5. Jullie kunnen de stoelen in de gang staan, nemen.
6. De treintijden we hebben geïnformeerd, gaan pas volgende maand in.
7. Het regime ik ben gevlucht, is een dictatuur.
8. De buren we kwaad zijn, groeten ons niet meer.
9. Het project we werken, wordt gefinancieërd door de EU.
10. De vrouw hij is getrouwd, werkte vroeger bij de televisie.