Het betrekkelijke voornaamwoord 2

Gatenvuloefening

Vul de gaten met een betrekkelijk voornaamwoord
1. Hij realiseert zich niet hij veroorzaakt heeft.
2. een kaartje voor vanavond willen kopen, moeten in de andere rij gaan staan.
3. Ik ga niet graag naar zee met niet van zwemmen houdt.
4. Vertel eens je dit weekend gedaan hebt.
5. klaar is met de opgaven, kan de extra oefening maken.
6. De hond doet altijd zijn baasje wil.