De dubbele infinitief 2

Ik probeer getuigen te vinden.
1. Ik heb probeerd getuigen te vinden.
2. Ik heb getuigen proberen te vinden.
3. Ik heb getuigen te vinden proberen.
De twee universiteiten willen een gezamenlijk project opzetten.
1. De twee universiteiten hebben een gezamenlijk project willen opzetten.
2. De twee universiteiten hebben een gezamenlijk project gewild opzetten.
3. De twee universiteiten hebben een gezamenlijk project op zetten gewild .
We moeten een partytent huren voor het feest.
1. We hebben een partytent moeten huren voor het feest.
2. We hebben een partytent gemoeten huren voor het feest.
3. We hebben een partytent huren voor het feest moeten.
Die mensen weigeren hun verzoek te herhalen.
1. Die mensen hebben geweigerd hun verzoek te herhalen.
2. Die mensen hebben hun verzoek weigeren te herhalen.
3. Die mensen hebben weigeren hun verzoek te herhalen.
Het schip ligt in de haven te verroesten.
1. Het schip heeft in de haven liggen te verroesten.
2. Het schip heeft in de haven liggen verroesten.
3. Het schip heeft in de haven gelegen te verroesten.
Ik vergeet de deur op slot te doen.
1. Ik ben vergeten de deur op slot te doen.
2. Ik ben de deur vergeten op slot te doen.
3. Ik ben de deur op slot doen vergeten.
De meisjes staan te roddelen.
1. De meisjes hebben staan roddelen.
2. De meisjes hebben staan geroddeld.
3. De meisjes hebben staan te roddelen.
De boer laat de stal verbouwen.
1. De boer heeft de stal laten verbouwen.
2. De boer heeft de stal gelaten verbouwen.
3. De boer heeft de stal laten verbouwd.

De dubbele infinitief 2

Meerkeuze-oefening