Het werkwoord van positie 1
Gatenvuloefening
Vul de gaten in met het verbogen werkwoord. Let op de tijden!
gelegd gestopt gezet gezeten hangen hing lagen Leg liggen ligt sta staan stond Stop zat zaten zetten zit
1. We zoeken een babysitter; daarom zullen we een advertentie in de krant
.
2. De oude directeur
vroeger altijd zijn hoed op de leuning van zijn stoel.
3. Bij deze rode schoenen zou een rood tasje mooi
.
4. De mensen
uit de ramen: er komt een optocht langs;
5. In het verleden
hier een grote fabriek.
6. Op welke school heb je
?
7. Ga zitten! Nee, dank je, ik
liever.
8. Wat
er in dat doosje?
9. Ik heb mijn overhemden in het onderste laadje
.
10. Wie heeft die stenen in mijn rugzak
?
11. Moet een mes nu links of rechts van het bord
?
12. Het is mooi weer; ik heb de tafel en de stoelen in de tuin
.
13. Jullie kunnen je natte jassen buiten aan de haken
.
14. Ik kan mijn handschoenen niet meer vinden; zojuist
ze nog op dit kastje.
15. Het is een koude winter geweest; er
nog steeds sneeuw op de bergtoppen.
16. De flessen
achter de toonbank.
17. Ik heb dat vlees niet gekocht; er
vliegen op.
18.
mijn koffer maar op mijn bed!
19.
die vieze sokken in de wasmand!
20. Gisteravond
er een onbekende poes voor ons keukenraam.
Antwoord controleren
OK